Nieuws
Onderzoek Radboud Universiteit: geen roof van Joods huizenbezit in Ommen

Er is door de gemeente Ommen geen Joods vastgoed onteigend. Ook zijn er na de Tweede Wereldoorlog geen stappen gezet om tot aankoop van Joodse huizen over te gaan. Indirecte aankoop via een tussenhandelaar wordt op basis van het onderzoek ook uitgesloten. Tot die conclusies komt het Radboud Universiteit Nijmegen, die in opdracht van burgemeester Vroomen onderzoek deed naar de rol van de gemeente Ommen met betrekking tot Joods vastgoed na de oorlog.
Na publicaties en tv-uitzendingen over een eventuele roof van vastgoed van Joodse burgers in Ommen, besloot burgemeester Hans Vroomen de rol van zijn gemeente tegen het licht te houden. Het rapport werd gisteravond onder grote belangstelling uitgereikt aan burgemeester Vroomen en Ingrid Petiet, voorzitter van de Joodse gemeente in Zwolle, waaronder ook Ommen valt.
Rechtsherstel
In de Tweede Wereldoorlog zijn door de Duitse bezetter huizen afgepakt van Joodse eigenaren en voor een prikkie verkocht aan profiteurs. In Ommen zijn 9 panden onderzocht op roof. De gemeente had na de bevrijding wel interesse in de panden van de familie Vomberg aan de Vechtstraat, voor een uitbreiding van het gemeentehuis. Het Joodse gezin werd weggevoerd en in 1943 in vernietigingskamp Sobibor vermoord. Rechtsherstel vond aantoonbaar plaats in 1951 en 1952. Ook zijn geen naheffingen van gemeentelijke belastingen opgelegd.
Het viel het onderzoeksteam op dat Ommen, meer dan andere gemeenten, juist zijn best deed om na de oorlog zicht te krijgen op het lot van haar gedeporteerde Joodse inwoners. De gemeente wees nabestaanden de weg naar het NBI voor rechtsherstel. Ook bleek dat Ommen na de bevrijding het onderhoud van de Joodse begraafplaats volledig voor zijn rekening nam.