Eric (67) schrijft boek over levenslange worsteling met lichamelijke beperkingen
Vanaf zijn geboorte op 18 juli 1953 in Rekken kreeg Hochstenbach te maken met obstakels in het leven. Als baby kwam hij ogenschijnlijk gezond ter wereld. "Maar als snel bleek dat ik niet zo gezond was als werd gedacht." Baby Eric ontwikkelde zich anders dan andere baby's. Mogelijk door zuurstofgebrek tijdens de bevalling. "Ik had minimaal één keer per dag een epileptische aanval. Mijn moeder wilde daarmee naar de huisarts, maar dat vond mijn vader niet nodig. De aanvallen waren vanzelf gekomen, dus zouden ze ook vanzelf weer verdwijnen. Zo dacht hij erover en dus gebeurde er niets."

Toen hij bijna een jaar oud was pakte zijn moeder door. Ze ging met de kleine Eric naar de huisarts. De diagnose luidde dat zijn alvleesklier niet goed werkte. "Een operatie was nodig, anders zou ik als kleuter komen te overlijden." Er volgde een doorverwijzing naar het toenmalige Dijkzigtziekenhuis in Rotterdam. Daar werd een ingrijpende operatie werd uitgevoerd. "De helft van mijn alvleesklier belandde in de prullenbak. Ik was de tweede in Nederland bij wie ze deze operatie uitvoerden. De eerste patiënt overleed een aantal maanden na de ingreep. Ik ben er nog steeds. Dat maakt mij de langstlevende patiënt die deze operatie heeft ondergaan."
Voorlopige balans
Niemand in de wijk kende mij. Zouden ze wel van mijn bestaan hebben geweten?
In 1955 verhuisde het gezin van Rekken naar de Hengelose wijk Klein Driene. Buiten de uren op school, bracht Hochstenbach zijn jeugd vooral alleen door. Door zijn spraakgebrek en het moeilijke bewegen maakte hij moeilijk vriendjes. "Ik vervreemdde helemaal van mijn omgeving omdat ik al vanaf de kleuterschool elke dag met een busje naar een school in Enschede werd gebracht. Op een aantal buren na kende niemand in de wijk mij. Zouden ze wel van mijn bestaan hebben geweten?"
Op een dag, ik was zes, speelde ik thuis in de hal met mijn Dinky Toys. Dat deed ik graag. Buitenspelen deed ik bijna nooit. Hier in de buurt had ik geen vrienden. "Eric ga toch eens buitenspelen", riep mijn moeder op een mooie dag. Voorzichtig liep ik de drie trappen af. Mijn moeder keek me na. Ze was bang dat ik van de trap zou vallen. Geen gekke gedachte gezien mijn evenwichtsproblemen. Ik speelde een poosje op het grasperkje tegenover onze flat. Na een poosje kwamen een jongen en een meisje aangelopen. De jongen sprak me aan. Ik antwoordde op mijn manier. Daarna liepen ze verder, in de buurt van de flat hoorde ik ze luidkeels lachen. Kennelijk vonden ze de klanken die ik uitstootte erg grappig. Voor mij waren die klanken de enige manier om te communiceren. Ik begrijp dat ze voor vreemden vaak onverstaanbaar waren. (bron: Gelukkig Ik Leef Nog)
Ze hebben me nooit verteld waaraan mijn moeder is overleden
Voortdurende worsteling
De eerste keer dat ik er een eind aan wilde maken was in de zomer van 1975. Vanuit het bedrijf waar ik werkte ging ik een stukje lopen. Na vijftien minuten was ik bij de Oelerbrug, de brug over het Twentekanaal. Ik had een trottoirtegel om mijn middel gebonden en wilde van deze brug springen. Het was die dag prachtig weer. Daardoor liepen er veel ouders met hun kinderen over de brug. Ineens begon ik me te schamen. Tussen de verkeersgeluiden door hoorde ik een klein meisje aan haar moeder vragen: 'wat doet die gekke man toch. Het lijkt wel of hij wil springen.' Toen ik dat hoorde ben ik omgekeerd naar mijn werk. Gelukkig had niemand mijn briefje gezien en gelezen. (bron: Gelukkig Ik Leef Nog)
De grote liefde
Natuurlijk was Catharina ook aanwezig op mijn zestigste verjaardag. Daarna ben ik nog één keer bij haar in Vlaams-Brabant op bezoek geweest. Vooraf had ze me al te kennen gegeven dat ik in het logeerbed moest overnachten. In eerste instantie zocht ik daar niets achter, maar toen ik bij Catharina binnenstapte, drong de werkelijkheid tot mij door. Ik probeerde nog iets te redden, maar zij bleef bij haar besluit. Volgens haar waren we te ver uit elkaar gegroeid. Als klap op de vuurpijl vertelde ze dat ze een nieuwe vriend had. Na deze dag heb ik haar nooit meer gezien. (bron: Gelukkig Leef Ik Nog)